e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krullen krullen: krölle (Laak) krullen [SGV (1914)] III-1-1
kuchen kuchen: keche (Laak) kuchen [SGV (1914)] III-1-2
kuip kuip: kȳp (Laak) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kȳpǝr (Laak) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit geut: gaot (Laak), kuit: kuut (Laak) kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
kundig bekwaam: bekwaom (Laak) kundig [SGV (1914)] III-1-4
kussensloop kustijk: køͅstēk (Laak) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaadspreekster klappei: klappei (Laak) klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kwaodspreker (Laak) kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwartel kwartel: kwartel (Laak) kwartel [SGV (1914)] III-4-1