e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kwee: kwee (Laak), kwē (Laak), kweetje: kwēkə (Laak) kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)] I-7
kwellen martelen: mertele (Laak) kwellen [SGV (1914)] III-3-1
laaggelegen weidegrond broek: brǭk (Laak) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lēgdǝ (Laak) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
lam lam: lam (Laak), lamp (Laak), lammetje: lɛmkǝ (Laak) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Laak) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit wiek: wēk (Laak) lampepit [SGV (1914)] III-2-1
lantaarn lantaarn: lanteern (Laak) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
laster laster: laster (Laak) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Laak) lastig [SGV (1914)] III-1-4