e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begrip, besef verstand: hê hêt er gein verstandj van (Laak) besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] III-1-4
bekvechten stechelen: stechele (Laak) redetwisten [SGV (1914)] III-3-1
beloken pasen beloken pasen: beloaken Poase (Laak) beloken Paschen [SGV (1914)] III-3-3
bemesten mesten: męstǝ (Laak) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
beredderen beredderen: beredderen (Laak) beredderen [SGV (1914)] III-1-4
beslag slag: bǝslāx (Laak) Het ijzerwerk aan de onder- en bovenkant van de draaiboom. Zie afb. 16. [N 57A, 4.2; N 57, 9 add.] II-2
besvrucht, algemeen miemert: mimmert (Laak), mimmerte (Laak) bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] I-7
beuk beuk: beuk (Laak) beuk [SGV (1914)] III-4-3
bevallen kramen: kraome (Laak) levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bewolkte lucht overlopen lucht: ə:vərloupə (Laak) Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4