e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liefhebben liefhebben: leefhöbbe (Laak) liefhebben [SGV (1914)] III-1-4
liefkozen lief houden: leefhaoje (Laak) liefkozen [SGV (1914)] III-1-4
liegen liegen: legen (Laak) liegen [SGV (1914)] III-3-1
lies lies: lees (Laak) lies [SGV (1914)] III-1-1
lieveheersbeestje lievehereschaapje: leevenhīēresjeùpke (Laak) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] III-4-2
liggen liggen: likke (Laak) liggen [SGV (1914)] III-1-2
lijnzaad, vlaszaad lijzend: lēzǝt (Laak) Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lindeblad lindeblad: linjeblaar (Laak) lindeblad [SGV (1914)] III-4-3
liniaal liniaal: liniaal (Laak) liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Laak) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7