18395 |
parel |
parel:
parel (L379p Laak)
|
parel [SGV (1914)]
III-1-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pastrie (L379p Laak)
|
pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
paus (L379p Laak)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
peteroom:
pèteroome (L379p Laak)
|
peetoom [SGV (1914)]
III-2-2
|
25923 |
perenstroop |
perensiroop:
pę̄rǝšrup (L379p Laak)
|
Stroop, gemaakt van peren. [N 57, 34b; N 57A, 6; monogr.]
II-2
|
25895 |
persbalk |
dwarsbalk:
dwarsbalk (L379p Laak)
|
Het verticaal beweegbare, zware blok dat op het deksel van de perskuip gedrukt wordt. [N 57, 12h]
II-2
|
17911 |
persen |
persen:
peerse (L379p Laak),
uitpersen:
ūtpēsǝ (L379p Laak)
|
De vruchtenmassa uitpersen. In Q 249 werden de perskuipen als volgt gevuld: twee emmers fruit werden erin uitgeschud en daarover werd een juten persdoek gelegd. Dan volgden er weer twee tobben fruit, opnieuw afgedekt door een juten doek en op deze wijze werd de gehele perskuip volgemaakt. Ook de invuller uit L 295 schrijft dat de kuip zo werd gevuld en volgens hem gingen er veertig lagen fruit in een perskuip. [N 57, 16] || persen [SGV (1914)]
II-2, III-1-2
|
25899 |
perskuip |
perskuip:
pēskȳp (L379p Laak)
|
De kuip van de pers met losse duigen en zonder bodem. [N 57, 14a]
II-2
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (L379p Laak)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|