e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biggenmand bak: bak (Laar) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] I-12
bijdehante vrouw; bijdehand betje bohei (rh.): Betje beheî (Laar), gevieft: gevief (Laar), gevieftj (Laar), qui-vive: kevief (Laar), vlug: vlök (Laar), vrij: vrieë (Laar) bijdehand || bijdehand meisje || vrijpostig, bijdehand III-1-4
bijkeuken, achterkeuken bijkeuken: bēi̯kyəkə (Laar) bijkeuken III-2-1
bijnaam bijnaam: beejnaam (Laar) bijnaam III-2-2
blad (alg.) blad: blaât (Laar) blad III-4-3
blad, bladeren van een plant blad: blāt (Laar), blader: blār (Laar) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladerdeeg schilferdeeg: schilferdeîg (Laar) bladerdeeg III-2-3
bladrozet van de paardebloem aardgal: mv.  aertgalle (Laar) suikerij, wilde III-4-3
blaffen bellen: beule (Laar), blaffen: blaffe (Laar) blaffen III-2-1
blaker blaker: blōͅkər (Laar) luchter III-2-1