e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blankvoorn, voorn geeloog: gaeloug (Laar), ruts: ruts (Laar) blankvoorn || voorn III-4-2
blauwe bosbes molsbeer: môlsbieër (Laar), waalsbeer: waolsbieër (Laar) bosbes || bosbes, blauw III-4-3
blauwsel blauwsel: blau̯səl (Laar) zakje blauw, werd door de vrouwen gebruikt in de was. Deze kleurstof was verpakt in blauw-wit gestreepte pakjes. Na het spoelen van de was vplgde het bleken met zuiver water, waaraan men blauwsel als bleekmiddel toevoegde III-2-1
blekijzer stroop: strø̜jp (Laar) Gereedschap waarmee men de wissen blekt. Meestal is dit een ijzeren klem die op een zwaar stuk hout bevestigd is. Zie ook afb. 263. Soms wordt ook een gespleten stok gebruikt die in de grond gestoken wordt. Dit laatste is het geval in Stramproy (L 318). In Zonhoven (Q 1) gebruikt men een dikke eiken stok als kliever en in Diepenbeek (Q 71) heeft men daarvoor twee ijzers in een V-vorm. [N 40, 24; N 40, 27; N 40, 30; monogr.] II-12
blij blij: bli-j (Laar) blij, verheugd III-1-4
blik blik: bliǝk (Laar) Vertind dun plaatstaal, bladmetaal. [monogr.] II-11
blikslager blikslager: blīǝkslīǝgǝr (Laar) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
bloedzuiger bloedzuiger: bloótzuûger (Laar) bloedzuiger III-4-2
bloeien bloeien: blujje (Laar) bloeien III-4-3
bloem (alg.) bloem: bloom (Laar) bloem III-4-3