24607 |
heermoes |
kattenstaart:
equisetum
kattestert (L288b Laar)
|
paardestaart
III-4-3
|
24168 |
heggenmus |
blauwververtje:
blawvêrverke (L288b Laar),
hoffluiter:
ook: tuinfluiter
hoeëffluiter (L288b Laar),
ruimertje:
rieëmerke (L288b Laar)
|
heggemus
III-4-1
|
25954 |
hegmulder |
zeilendraaier:
(mv)
zęjlǝdrājǝrs (L288b Laar)
|
Rondtrekkende molenaar of molenaarsknecht die in de molen diverse werkzaamheden uitvoert. [N O, 40b; A 42 A, 50 add.; N O, 40g]
II-3
|
26734 |
heizode |
heiris:
hē̜i̯res (L288b Laar)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
29323 |
hekel |
reep:
rē̜p (L288b Laar)
|
Bord of plankje waarop meerdere rijen spits toelopende, loodrecht staande tanden geplaatst zijn. Hierdoor wordt het gezwingelde vlas vooral met het topeinde doorheen getrokken om de bast te splijten, scheven en korte vezels te verwijderen en de lange vezels recht te trekken. Volgens Van Iersel (pag. 4) is de hekel een plank ter lengte van ongeveer één meter en breed ongeveer een halve, later met 130 √† 135 ijzeren pinnen ter lengte van een dertig cm. Zie afb. 70. [N 48, 19a; monogr.]
II-7
|
26148 |
hekken |
hekwerk:
hękwēǝrǝk (L288b Laar)
|
Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.]
II-3
|
26154 |
hekscheien |
scheien:
sxęjǝ (L288b Laar)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
gaaruit:
gaâroet (L288b Laar),
hartstikke:
herstikke (L288b Laar),
helegaar:
hieëlegaar (L288b Laar),
helemaal:
hieëlemaol (L288b Laar),
kaal:
kaal (L288b Laar),
moedermins (alleen):
(zo wordt het ook genoemd).
moormins (L288b Laar),
moederzielig (alleen):
(in: moorzieëlig allein (helemaal alleen).
moorzieëlig (L288b Laar),
ram:
ram (L288b Laar),
rats:
rats (L288b Laar)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
hêllepe (L288b Laar)
|
helpen
III-1-4
|
34470 |
hen zonder staart |
bolstuit:
bē̜lstȳt (L288b Laar)
|
[N 19, 62b; monogr.]
I-12
|