28768 |
katoen |
katoen:
kǝtu.n (L288b Laar)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24662 |
kattenstaart |
donderpoezen:
mv.
dónderpoeze (L288b Laar)
|
kattestaarten
III-4-3
|
24180 |
keep |
spaanse bokvink:
spaanse bókvînk (L288b Laar)
|
keep
III-4-1
|
26167 |
keerklossen |
keerijzers:
keerijzers (L288b Laar)
|
Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d]
II-3
|
26130 |
keerkuip |
keerring:
kērreŋ (L288b Laar)
|
De opstaande houten ring die het rollenkruiwerk aan de buitenkant omsluit om overkruien tegen te gaan. Zie ook afb. 29. [N O, 53g; A 42A, 106 add.]
II-3
|
19664 |
kelder |
kelder:
kɛldər (L288b Laar)
|
kleder
III-2-1
|
19750 |
keldergat |
keldersgat:
kɛldərs˃gāt (L288b Laar)
|
vensteropening van kelder
III-2-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kinne (L288b Laar)
|
kennen
III-1-4
|