e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kramsvogel dubbele lijster: döbbele liêster (Laar) kramsvogel III-4-1
kreeft kreeft: krieëft (Laar) kreeft III-2-3
krent krent: Krîntemik, krîntekook  krînt (Laar) krent III-2-3
krentenbol brioche (fr.): Fr. brioche Verklw. briejöske, briejosje  briejosj’ (Laar) krentebroodje met suiker geglazuurd III-2-3
krols lopetig: luîpetig (Laar), trillig: trillig (Laar) loops III-2-1
krom, met bochten krom: kroomp (Laar) krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
kroon van een vrucht kroontje: kruuënke (Laar) kroon ve vrucht I-7
kropgat kropgat: krǫp˲gat (Laar) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad kruirol: krø̜jrǫl (Laar) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruid (alg.) kruid: kroêt (Laar) kruid III-4-3