20587 |
kruidenjenever |
elsbitter:
soort brandewijn gestookt volgens geheim recept onder toevoeging van aftreksel van alsemplant. Een Limburgse specialiteit
aelsbitter (L288b Laar)
|
elsebitter
III-2-3
|
26082 |
kruien |
kruien:
krø̜jǝ (L288b Laar)
|
De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.]
II-3
|
26079 |
kruiketting, kruitouw |
kruiketting:
krø̜jkęteŋ (L288b Laar)
|
De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.]
II-3
|
20806 |
kruimel |
greumel:
greûmel (L288b Laar),
Verklw.gruuëmelke
gruuëmel (L288b Laar),
kruimel:
kruuëmel (L288b Laar)
|
kruimel
III-2-3
|
26239 |
kruisarmen |
kruisarmen:
krø̜js˱ɛrǝmǝ (L288b Laar)
|
De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e]
II-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroónsel (L288b Laar)
|
kruisbes
I-7
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
kødǝ (L288b Laar),
troep:
trop (L288b Laar)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
24199 |
kuifleeuwerik |
kuifliewerk:
koeflieëwêrrek (L288b Laar)
|
kuifleeuwerik
III-4-1
|
32341 |
kuip |
kuip:
kū.p (L288b Laar)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kȳpǝr (L288b Laar)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|