20237 |
bijnaam |
bijnaam:
beejnaam (L288b Laar)
|
bijnaam
III-2-2
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbiǝr (P167p Laar)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (L288b Laar),
blader:
blār (L288b Laar)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
20748 |
bladerdeeg |
schilferdeeg:
schilferdeîg (L288b Laar)
|
bladerdeeg
III-2-3
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
aardgal:
mv.
aertgalle (L288b Laar)
|
suikerij, wilde
III-4-3
|
19978 |
blaffen |
bellen:
beule (L288b Laar),
blaffen:
blaffe (L288b Laar)
|
blaffen
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
blōͅkər (L288b Laar)
|
luchter
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
geeloog:
gaeloug (L288b Laar),
ruts:
ruts (L288b Laar)
|
blankvoorn || voorn
III-4-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
molsbeer:
môlsbieër (L288b Laar),
waalsbeer:
waolsbieër (L288b Laar)
|
bosbes || bosbes, blauw
III-4-3
|