e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
staan staan: stoan (Laar) staan [DC 02 (1932)] III-1-2
staart staart: stert (Laar), stĕrt (Laar), stɛǝt (Laar) staart [DC 02 (1932)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-12, III-4-2
stam van de boom stam: stam (Laar) stam III-4-3
stamppot potage: Fr. potage  petaa’zie (Laar) stamppot III-2-3
stamppot met stokvis pratmoes: pratmoos (Laar) stamppot van stokvis met aardappelen, gestoofde groenten en aardappelmoes III-2-3
standerd standerd: standǝrt (Laar) De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12] II-3
standerdmolen kasmolen: kas[molen] (Laar) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
staven staven: stāvǝ (Laar) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steen voor de inmaakpot moeskei: mōskeͅi̯ (Laar), moessteen: mōssteͅi̯.n (Laar) zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen III-2-1
steenbakkerij steenoven: stęj.nuǝvǝ (Laar) Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.] II-8