e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
timmeren timmeren: tømǝrǝ (Laar) De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.] II-12
tjiftjaf ovenmannetje: oeëvemen’ke (Laar) tjiftjaf III-4-1
tochtig ritsig: retsex (Laar) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
toilet boutkeet: boͅu̯tkīt (Laar), schijthuis: sxī.thū.s (Laar) w.c., toilet III-2-1
tomaat tomaat: temaat’ (Laar) tomaat I-7
torenvalk smelleken: smaelke (Laar) torenvalk III-4-1
tortelduif lachduif: lachdoef (Laar), roosduif: werd als huisdier gehouden als remedie tegen roos  roeësdoef (Laar) tortelduif III-4-1
touwslager zeeldraaier: zē̜ldrɛjǝr (Laar) Persoon die op ambachtelijke wijze touwen maakt. [N 48, 1; monogr.] II-7
trapleer trapledertje: trapleiërke (Laar) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
traproede roede voor de traploper: rū.i̯ vøͅr də trapløͅi̯pər (Laar) traploperroede III-2-1