e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegen, weven van een vlieg tirren: tirre (Laar) ronddraaien ve vlieg III-4-2
vliegenraam, hor hortje: hoͅrtjə (Laar, ... ) sierhor voor raam || vliegengaas, hor III-2-1
vlier vlierenstruik: flierestroêk (Laar) vlierstruik III-4-3
vlinder reipstaart: reipstert (Laar), snuffelter: snuffelter’ (Laar) vlinder III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloeëj (Laar) vlo III-4-2
vlug geviefd: gevieftj (Laar), vlot: vlot (Laar) vlug || vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)] III-1-4
voedsel kost: Verklw. kösje Köstelik: kostelijk  kost (Laar), menagie: Menaazieklep: mond (kazernetaal)  menaazie (Laar) kost || voedsel III-2-3
voelen voelen: veule (Laar) voelen III-1-4
voering, voeringstof voering: vø̄reŋ (Laar) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
vogel, algemeen gevogel: mv.  gevuuêgel (Laar), vogel (enk.): voeëgel (Laar) gevogelte || vogel III-4-1