e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fokzeug kurrenzog: kørǝzux (Laar) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
framboos flamboos: flamboeës (Laar), framboos: framboeës (Laar) framboos I-7
frater steenknuiter: steînknuuëter (Laar) frater III-4-1
frikandel frikadel: frikkedel (Laar) frikandel III-2-3
fruit eten snatsen: Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Laar) uit de hand fruit eten III-2-3
fruit, ooft ooft: spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt  oeëft (Laar) ooft I-7
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Laar) gerimpelde appel I-7
fundament fondament: fǫ.ndǝmę.nt (Laar) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gaffelreep gaffelreep: gaffelreep (Laar) Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gaffelwiel: gafǝlwil (Laar) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3