e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iets goedmoeds doen goedig: geûjig (Laar) goed, goedig III-1-4
ijs (alg.) ijs: (verkleinwoord: iêske).  ī.s (Laar), ps. boven de È staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  īs (Laar) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsje ijskoud, een -: Verklw. eiskoutje De meister traktieërdje de hieël klas op ¯n eiskoutje  eiskout (Laar) ijs III-2-3
ijsschots ijsschol: (meervoud: iêsscholle; verkleinwoord: iêsschölke).  iêsschol (Laar) ijsschots, ijsschol III-4-4
ijver ijver: iêver (Laar), qui-vive (fr.): kevie (Laar) ijver || ijver, werklust III-1-4
ijverig naarstig: nieërstig (Laar), naasterig: neesterig (Laar) ijverig || vlijtig III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iêsel (Laar) ijzel III-4-4
ijzelen ijzelen: iêsele (Laar) ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
ijzerbalk van de hollandse molen staakbalk: stākbalǝk (Laar) De horizontale balk waarin bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning draait. Zie ook het lemma ɛijzerbalkɛ.' [N O, 51g; N O, 29d; A 42A, 17] II-3
in verwachting zijn aantellen: aantelle (Laar), uittellen: oettelle (Laar), uuttelle (Laar) in verwachting zijn || in vewachting zijn III-2-2