e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalven kalveren: kalǝvǝrǝ (Laar) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kam kam: kamp (Laar), toen ich mich woeëj keime gong munne kamp kepot (Laar) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] || Min of meer getande, rode, vlezige uitwas op de kop van kippen. [A 39, 3c; monogr.] I-12, III-1-3
kamer kamer: kāmər (Laar) kamer III-2-1
kammen kammen: toen ich mich woeëj keime gong munne kamp kepot (Laar) Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kan kan: kan (Laar) kan III-2-1
kandijsuiker borstsuiker: borssókker (Laar, ... ) bruine kristalsuiker, kandijsuiker || grove kandijsuiker III-2-3
kaneel kaneel: kenieël (Laar), kaneelpijpje: kenieëlpiêpke (Laar) kaneel || pijpje kaneel III-2-3
kans kans: kans (Laar) kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
kant kant: ka.nt (Laar) Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
karakter (aard) wezen: waeze (Laar, ... ) karakter || wezen, karakter III-1-4