24180 |
keep |
spaanse bokvink:
spaanse bókvînk (L288b Laar)
|
keep
III-4-1
|
26167 |
keerklossen |
keerijzers:
keerijzers (L288b Laar)
|
Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d]
II-3
|
26130 |
keerkuip |
keerring:
kērreŋ (L288b Laar)
|
De opstaande houten ring die het rollenkruiwerk aan de buitenkant omsluit om overkruien tegen te gaan. Zie ook afb. 29. [N O, 53g; A 42A, 106 add.]
II-3
|
19664 |
kelder |
kelder:
kɛldər (L288b Laar)
|
kleder
III-2-1
|
19750 |
keldergat |
keldersgat:
kɛldərs˃gāt (L288b Laar)
|
vensteropening van kelder
III-2-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kinne (L288b Laar)
|
kennen
III-1-4
|
20242 |
kennis |
kennis:
kinnes (L288b Laar)
|
kennis
III-2-2
|
28769 |
keper |
keper:
kē̜pǝr (L288b Laar)
|
Elk van de balkjes van ongeveer 5 x 7 cm dikte, die op 50 cm afstand van elkaar verticaal over de gordingen worden gespijkerd. Zie ook afb. 49o. [N 54, 175; monogr.; div.]
II-9
|
24182 |
kerkuil |
katuil:
kat-uul (L288b Laar)
|
kerkuil
III-4-1
|