29843 |
kippen |
hennen:
enǝ (P167p Laar)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|
34507 |
kippen -werkwoord |
kippen:
kepǝ (P167p Laar)
|
De eierschaal doorprikken, zich uit de eierschaal bevrijden, gezegd van kuikens in het ei. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
24185 |
klapekster |
houwegerst:
houw’aegerst (L288b Laar)
|
klapekster
III-4-1
|
24858 |
klaproos |
klaproos:
klaproeës (L288b Laar),
slaapkopje:
slaopköpke (L288b Laar)
|
klaproos
III-4-3
|
26301 |
klauw |
klauw:
klǫw (L288b Laar)
|
Het onderste klauwvormige gedeelte van het staakijzer dat in het middendeel van de rijn grijpt. De klauw is in functie vergelijkbaar met de kop van het staakijzer in watermolens. Zie ook afb. 61. [N O, 14l; N O, 15e; A 42A, 16; Sche 44; N D, 17]
II-3
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klēi̯ǝ (L288b Laar)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
24867 |
klaverzuring |
hazeklee:
haazeklieë (L288b Laar)
|
klaverzuring
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
kleren:
kleiər (L288b Laar)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)]
III-1-3
|
24576 |
kleefkruid |
weerkruid:
wer-kroêt (L288b Laar)
|
kleefkruid
III-4-3
|
19389 |
kleerhanger |
hangertje:
hę.ŋǝrkǝ (L288b Laar),
hɛ.ŋərkə (L288b Laar),
klederhanger:
klęjǝrha.ŋǝr (L288b Laar)
|
Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] || kleerhanger
II-7, III-2-1
|