e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1547
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeg, niets bevattend leeg: ps. boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  lēg (Laar) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: lieëgluiper (Laar) werkschuw persoon III-1-4
leeuwenbek gaaplepel: gaaplieëpel (Laar) leeuwebekje III-4-3
leidekker leiendekker: lɛjǝndękǝr (Laar) De man die daken van huizen, kerken en torens met leien dekt. Zie ook het lemma 'Daklei'. [N 64, 137e; N 30, 3e; monogr.; div.] II-9
lelie (lilium) doodsbloem: doeëtsbloom (Laar) witte lelie III-2-1
lente, voorjaar lente: (meervoud: lîntjes).  lîntje (Laar), Opm. v.d. invuller: zo wordt het ook wel genoemd.  leentje (Laar), voorjaar: veurjoar (Laar) lente [DC 39 (1965)] || voorjaar, lente III-4-4
lepel lepel: lepel (Laar), liəpəl (Laar) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leunstoel leunstoel: lø͂ͅnstōl (Laar) leunstoel III-2-1
leven (zn.) leven: zn  laeve (Laar) leven III-2-2
libel en waterjuffer poppenschreur: póppeschruuër (Laar) libel, beekjuffer III-4-2