20109 |
korenbloem |
korenbloem:
korǝblom (Q088p Lanaken),
kōrǝblōm (Q088p Lanaken)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
33092 |
korenmijt zetten |
mijten:
mī.tǝ (Q088p Lanaken)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25972 |
korenmolen |
korenmolen:
kō.rǝ[molen] (Q088p Lanaken)
|
Een molen om graan te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord respectievelijk woorddeel ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Coe 6; Grof 4]
II-3
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernoelje:
konkərnuljə (Q088p Lanaken),
konkernol:
konkernoel (Q088p Lanaken),
koŋkərnōl (Q088p Lanaken)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
kopperoal (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
korporāl (Q088p Lanaken)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
28978 |
kort stikken |
op het kantje stikken:
op ǝt kē̜ntšǝ stekǝ (Q088p Lanaken)
|
Smal ten opzichte van de kant stikken. [N 59, 56]
II-7
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (Q088p Lanaken),
deͅmpig (Q088p Lanaken),
moeilijk kunnen ademen:
ər kōn m"jələk oujəmə (Q088p Lanaken),
van korte adem:
van korte aujem (Q088p Lanaken)
|
hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte broek:
ēn korte brook (Q088p Lanaken),
kortə brōk (Q088p Lanaken),
n kortə brook (Q088p Lanaken),
ən koͅrtə brōk (Q088p Lanaken),
ən kurtə brōk (Q088p Lanaken)
|
een korte broek [N 59 (1973)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
get:
gättə (Q088p Lanaken),
gèt (Q088p Lanaken),
-> e po.r gette.
geͅt (Q088p Lanaken),
gɛt (Q088p Lanaken)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kortmeel:
kǫrtmę̄.l (Q088p Lanaken),
kǫrtmę̄l (Q088p Lanaken)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|