e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreeft kreeft: ook in ZND 28, 048  krēf (Lanaken), krēft (Lanaken) kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  kreͅntəbrud (Lanaken), krentenbroodje: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentəbrydšə (Lanaken), krentenmik: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentemik (Lanaken) krentenbrood [ZND 28 (1938)] III-2-3
kreukelen kronkelen: dat kleid krunkelt (Lanaken), plooien: het kleit ploeit zich (Lanaken), hət klijt plūit zix (Lanaken) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3
kreunen van de pijn janken: joonkt (Lanaken), kermen: keͅremp (Lanaken), krimpen: krø͂ͅmp (Lanaken) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] III-1-2
kreupel kreupel: ənə krøpəl (Lanaken), ənə krøͅppələ mins (Lanaken) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
kribbebijter kribbebijter: kribǝbi.tǝr (Lanaken) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
kriel kriel: kri.l (Lanaken), kril (Lanaken) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krijgertje spelen nalopertje spelen: noaluiperke (Lanaken), noaluiperke spele (Lanaken), spele?  nōluiperke stēle (Lanaken) Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2
krijt krijt: kri.t (Lanaken), stɛk wit kriēt (Lanaken), ə støͅk wit krīt (Lanaken), ə stək wet kri:t (Lanaken), ə stək wit krit (Lanaken) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || Het krijt waarmee het aantal te malen kiloɛs en de naam van de klant op het molenbord worden genoteerd. In Q 88 telde de molenaar volgens de boeren wel eens teveel. Men noemde dat dubbel schrijven (dø̜bǝl šri.vǝ)(Coenen, pag. 178).' [Coe 246; Grof 277] II-3, III-3-1
kromme lat kromme broeklat: kromǝ brōklat (Lanaken) Een gebogen lat die men gebruikt bij het tekenen en uitmeten van het patroon. Deze moet zo gebogen zijn dat daarlangs kanten van schoot en revers gemakkelijk getrokken worden. De lat is bij voorkeur gemaakt van een niet splinterende houtsoort (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 4. [N 59, 3b] II-7