20188 |
leven (zn) |
leven:
lève (Q088p Lanaken),
léévə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken,
Q088p Lanaken)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
34418 |
leverbotziekte, distomatose |
leverbot:
lē̜vǝrbot (Q088p Lanaken)
|
Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b]
I-12
|
21002 |
leverpastei |
pastei:
pásteͅi (Q088p Lanaken)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
leiverweurs (Q088p Lanaken),
lēͅ.vərwō.rs (Q088p Lanaken),
lēͅvərwø̄rs (Q088p Lanaken),
lēͅvərwø͂ͅrs (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
met vlaggetjew onder de e
lɛ̄vərwōrs (Q088p Lanaken)
|
leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
poppensnijder:
poppesnijder (Q088p Lanaken)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
21506 |
liberaal |
blauwe, een -:
ene blaauwe (Q088p Lanaken),
liberaal:
het ès ene liberaal (Q088p Lanaken),
hət es ənə lebərāl (Q088p Lanaken),
libbəraal (Q088p Lanaken),
ɛ:r ɛs lebəra:l (Q088p Lanaken)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lechām (Q088p Lanaken),
lijf:
līēf (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
līf (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
26527 |
licht, steenlicht |
lift:
lef (Q088p Lanaken)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
26526 |
lichten |
laten zakken:
lǭ.tǝ zakǝ (Q088p Lanaken),
lichten:
løxtǝ (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
colrique (fr.):
ook materiaal znd 28, 49
kolleriek (Q088p Lanaken),
kort van versen:
ook materiaal znd 28, 49
kort van vĕrsen (Q088p Lanaken),
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
krikəl (Q088p Lanaken),
rap getreden:
ook materiaal znd 28, 49
rap gətrōjə (Q088p Lanaken)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|