28708 |
naaien |
naaien:
ni-jǝ (Q088p Lanaken),
nīǝ (Q088p Lanaken),
nɛjǝ (Q088p Lanaken)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28891 |
naaimachine |
naaimachine:
nimǝšin (Q088p Lanaken)
|
Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaierse:
niērs (Q088p Lanaken),
naaister:
nistǝr (Q088p Lanaken)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
28856 |
naaizijde |
zijdegaren:
zęjgǭrǝ (Q088p Lanaken)
|
Zijden naaigaren dat oorspronkelijk vervaardigd werd van zuiver zijde. Meestal werkt men nu met zijde die gemaakt is van afvalzijde met katoen (Papenhuyzen III, pag. 12). [N 59, 7a; N 59, 7c; N 62, 57]
II-7
|
18184 |
naakt |
moedernaaks:
ô"- eng. to call.
moornôks (Q088p Lanaken),
naaks:
ô"- eng. to call.
nôks (Q088p Lanaken),
poedelnaaks:
ô"- eng. to call.
podelnôks (Q088p Lanaken)
|
Naakt, moedernaakt. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naalde:
nāljǝ (Q088p Lanaken),
nō.ldjǝ (Q088p Lanaken),
nǭlžǝ (Q088p Lanaken)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
28886 |
naaldenkoker |
naaldenkoker:
nǭlžǝkōkǝr (Q088p Lanaken)
|
Langwerpige koker voor het bewaren van spelden en naalden. Deze koker kan van hout zijn en kan wat krijtpoeder bevatten. Volgens de informant van L 416 worden naalden zo bewaard om naaldenroest tegen te gaan. De informant van Q 111* vermeldt dat men daar talkpoeder gebruikt in plaats van krijtpoeder. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63; monogr.]
II-7
|
34407 |
naar de ram brengen |
leiden:
lęi̯.ǝ (Q088p Lanaken)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
019b (nu ga ik thuis) wordt volgens de informant niet gebruikt.
nou.w gu:n ix nu: hu:s (Q088p Lanaken)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (Q088p Lanaken),
haar-op:
hār ǫp (Q088p Lanaken)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|