17608 |
neus |
neus:
naas (Q088p Lanaken),
nās (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
neus [ZND m] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nice-je:
nisjə (Q088p Lanaken),
nicht:
nich (Q088p Lanaken),
nicht (Q088p Lanaken),
nichtje:
nichskə (Q088p Lanaken)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
nierkrankte:
nērkręŋdǝ (Q088p Lanaken)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
leeg:
lē̜x (Q088p Lanaken)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
29101 |
niet glad |
niet rechttoe:
net ręxtow (Q088p Lanaken)
|
Niet glad, gezegd van een zak of soms van een colbert, onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104]
II-7
|
26280 |
niet in elkaar grijpen |
opeen pakken:
ǫpę̄.n pakǝ (Q088p Lanaken),
stoten:
stu.tǝ (Q088p Lanaken)
|
Gezegd van kammen en staven, respectievelijk raderen die niet goed in elkaar grijpen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛin elkaar grijpenɛ.' [Jan 114; Coe 88; Grof 111]
II-3
|
21104 |
niet lekker vinden |
niet eten:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
ēͅt (Q088p Lanaken),
niet hoeven:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
hōf (Q088p Lanaken)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
neujaor (Q088p Lanaken)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q088p Lanaken)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
nagelrib:
naogelrubbe (Q088p Lanaken),
nagelwortel:
nōͅgəlwortəl (Q088p Lanaken),
noͅgəlwoͅrtəl (Q088p Lanaken),
overnagel:
euvernaogel (Q088p Lanaken)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|