e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzettelijk expres: ook materiaal znd 1a-m  espres (Lanaken), esprēs (Lanaken), esprès (Lanaken), expres (Lanaken), eͅspreͅs (Lanaken) opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4
orgel orgel: eurgel (Lanaken, ... ), ⁄ne schŭnen opsaal mìtennen nuijen eulger (Lanaken) Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] III-3-2, III-3-3
os os: ǫs (Lanaken) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aajt (Lanaken) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard knol: knol (Lanaken), krak: krak (Lanaken), oud paard: āt pē̜rt (Lanaken) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude vrouw oude vrouw: auw vrouw (Lanaken, ... ) een oude vrouw [ZND 05 (1924)] III-2-2, III-3-1
ouders ouders: auwers (Lanaken) ouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
ouderwets ouderwets: auwerwèts (Lanaken) Ouderwets. [ZND 05 (1924)] III-1-3
ovendeur ovenplaat: ōvǝplǭt (Lanaken) Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.] II-1
ovenkelder ovengat: hōvǝgats (Lanaken) De bergruimte onder de oven, soms benut om brandstof en/of as in op te bergen, maar ook vaak, vanwege de gunstige vocht- en warmtegesteldheid, om er aardappelen op te slaan. De benamingen wijken in dat laatste geval doorgaans niet af van die van de aardappelkelder die men in de schuur vindt en die zijn behandeld in het lemma "schuurkelder, aardappelkelder" (3.3.5). Krikken is gloeiende as; amer is houtskool, en schansen zijn takkenbossen. Vergelijk ook het lemma √∂nderoven", in Deel II, aflevering 1, blz. 73. [N 5A, 25c; N 5, 136; OB 2, 2f; monogr. add. uit N 29, 5 en 11d] I-6