e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
perzik pche (fr.): peeze (Lanaken), peezen (Lanaken) [ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)] I-7
perzikkruid reuts: rø̄ts (Lanaken) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet: algemeen klak: klak (Lanaken), pots = alpenmuts klots = barret  klāk (Lanaken), pots: pots = alpenmuts klots = barret  pŏts (Lanaken) pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
peterselie peterselie: peterselie (Lanaken), pētərsē.li (Lanaken), pittərseelĭē (Lanaken), pitərsili (Lanaken) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]Hoe noemt u: peterselie (petroselinum sativum - fam. umbelliferae) [N 71 (1975)] I-7
peul peul: peuil (Lanaken), schaal: šāl (Lanaken), xāl (Lanaken) groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) peul: pāl (Lanaken), péúl (Lanaken), pøi̯l (Lanaken), schaal: sjaal (Lanaken), šāl (Lanaken, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]Hoe noemt u: de zaaddoos van de erwt als deze hard geworden is (peul, pool) [N 71 (1975)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: pōͅlə (Lanaken, ... ), pɛllen (Lanaken) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten peulerwten: paolèèrt (Lanaken), sokkererwten: sokərēͅ.rtə (Lanaken) [Goossens 1b (1960)]Hoe noemt u de volgende peulgewassen: peulerwten (de hele vrucht, ook de schil wordt in groene toestand gebruikt) [N 71 (1975)] I-7
piano piano: Karte 244.  pi`jāno} m. (Lanaken) Klavier. III-3-2
piekeren piekeren: ɛ zaat dao aaltied te pikkeren (Lanaken), prakkiseren: altīd tə prakkəzērə (Lanaken), ɛr zoal dòa alaid te prakkezeeren (Lanaken) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4