31633 |
pompketel |
crépine:
krēpin (Q088p Lanaken)
|
Metalen bak met gaten aan de onderzijde van de zuigbuis, die verhindert dat er tijdens het pompen ook vuil in de pomp binnenstroomt. Zie ook afb. 239. [N 64, 133t; N 66, 49t]
II-11
|
31645 |
pompslotklep, pompklep |
klep:
klɛp (Q088p Lanaken
[(leer met lood)]
)
|
De klep in het pompslot van een zuigpomp. Zie ook afb. 236a en de toelichting bij het lemma ɛpompslotɛ.' [N 64, 133g; N 66, 49g]
II-11
|
31639 |
pompzwengel |
slinger:
sleŋǝr (Q088p Lanaken)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|
21520 |
ponjaard |
ponjaard (<fr.):
ponjaar (Q088p Lanaken)
|
Ponjaard. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
stoofijzer:
stōͅfīzər (Q088p Lanaken)
|
pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pō.rt (Q088p Lanaken),
pōǝ.rt (Q088p Lanaken)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
put (Q088p Lanaken
[(mv py)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plānt[aardappelen] (Q088p Lanaken),
plantgoed:
plā.nt˲gōt (Q088p Lanaken)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
pōp (Q088p Lanaken),
pŏŏp (Q088p Lanaken),
pôp (Q088p Lanaken)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22660 |
poppenspel |
poppenkast:
Karte 353.
poppenkast (Q088p Lanaken)
|
Puppentheater.
III-3-2
|