e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbɛkǝr (Lanaken), pottenmaker: pǫtǝmē̜kǝr (Lanaken) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
potter? potter: ⁄t ēͅs ənə poͅttər (Lanaken) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
poulie poulie: pu.li (Lanaken) De onderste poulie van het luiwerk van een watermolen die in verbinding staat met het groot kamrad. Zie ook afb. 76 en de toelichting bij het lemma ɛluiwerk, zakkentrekkerɛ. De opgaven poulie (P 119, P 120, P 177a, P 187, P 188, Q 77, Q 78, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 164), houten poulie (P 187), wiel (Q 160), giet (P 119), rad bet een kant (P 176) en rad (P 195) zijn ook van toepassing op de bovenste poulie van het luiwerk in een watermolen. Zie ook afb. 76. Het woordtype ritsel (Q 39) duidt mogelijkerwijs een kam- of tandwiel aan.' [Jan 229; Coe 205; Grof 233; A 42A, 46] II-3
praam praam: prǭm (Lanaken) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
predikant: dominee dominee (<lat.): dominé (Lanaken), dōməne (Lanaken) Protestansch predikant. [ZND 14 (1926)] III-3-3
prei poor: poor (Lanaken, ... ), pōə.r (Lanaken), póór (Lanaken) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]Hoe noemt u: prei (allium porrum - fam. liliaceae) (prej, porej, poor) [N 71 (1975)] I-7
prent(je) beeld(je): ē choen beeltje (Lanaken), ə šun beləkə (Lanaken), ə šun bēləkə (Lanaken), ən šun bēltšə (Lanaken), heiligen prentje  ə šy(3)n bēləkə (Lanaken), een schoon zicht: une vue  ə sgun zech [zex} (Lanaken) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
priem priem: prim (Lanaken) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] II-7
prijzen (mv.) prijzen: priis (Lanaken) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pikdraad: pekdrǭt (Lanaken), pinnetjesdraad: pinǝkǝsdrǭt (Lanaken), puntdraad: pø̄ndrǭt (Lanaken) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8