18119 |
ruw |
gesprongen:
gesprongen (Q088p Lanaken),
open:
opə (Q088p Lanaken),
winter, de -:
de weenter (Q088p Lanaken)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rauwe vent (Q088p Lanaken)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
zə zīn wir ān ⁄t ruizing mōͅkə (Q088p Lanaken)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
bronkprocessie (<lat.):
də brōnkprəsEssi (Q088p Lanaken),
sacramentsprocessie (<lat.):
sacrameentsprocessie (Q088p Lanaken)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
de soldaoten môten aanslaon (Q088p Lanaken),
salueren (<fr.):
salueere (Q088p Lanaken)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
meteenhouden:
dei haaiwen mehein (Q088p Lanaken),
meteenspannen:
dei spannen mehein (Q088p Lanaken),
samenspannen:
samenspannen (Q088p Lanaken),
samenstoken:
deij twi st"kə soͅmə (Q088p Lanaken)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
21028 |
saus |
saus:
sààjs (Q088p Lanaken)
|
saus [RND]
III-2-3
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
səvŏĕjə (Q088p Lanaken),
səvuiə (Q088p Lanaken),
schelk:
jonge savooie, welig gegroeid, groene kleur, losse krop
sjèlk (Q088p Lanaken)
|
[Goossens 1b (1960)]Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): de savooie kool die in Z. Limburg zeer dicht geplant wordt (20-25 cm.) in november en die in maart en april geoogst wordt zonder dat er al een vaste krop is (schelk) [N 71 (1975)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): savooie kool (gele en groene) (kent u speciale culturen zoals b.v. in Z. Limburg? Welke? [N 71 (1975)]
I-7
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
schabeleer (Q088p Lanaken)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|
31809 |
schaafafval |
schaafspenen:
šāfspīnǝ (Q088p Lanaken)
|
Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.]
II-12
|