e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwart pak zwarte jas met fantasiebroek: zwatə jas meͅt fantazibrōk (Lanaken) zwarte pak, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 59 (1973)] III-1-3
zwarte bes zwarte wiemelen: ẓjwártə wīēməl (Lanaken) Hoe noemt u: de zwart aalbes (zwart bes, morsbes, brandewijnbes, aalbes) (soorten?) [N 72 (1975)] I-7
zwarte kraai, kraai kraai: kraai (Lanaken), geen fon.doc.  kraai (Lanaken), krauw: kraaw (Lanaken), krauw (Lanaken) kraai [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-1
zwarte nachtschade nachtschaal: naxtšāl (Lanaken) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwarte staar blind: blēnt (Lanaken), maanoger: mānęi̯gǝr (Lanaken) Deze vorm van staar, waarbij het netvlies en de oogzenuw verlamd zijn, openbaart zich door blindheid en onbeweeglijkheid van de pupil bij verschillend licht. Het oog behoudt wel zijn natuurlijke kleur, vorm en glans, zodat een leek de kwaal gewoonlijk niet of eerst laat vaststelt, maar de kenner ontdekt haar aan de strakke uitdrukking van het paard met "staande ogen" en de onbeweeglijkheid van de pupil. [A 48A, 39b; N 52, 26] I-9
zwartwerk apart werk: ǝpǭrt węrk (Lanaken) Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c] II-7
zwartwerken rouw maken: raw mǭkǝ (Lanaken) Het maken van zwarte gelegenheidskleding voor feestelijke en droevige gelegenheden. [N 59, 194c] II-7
zwavelkaart solferkaart: solfǝrkǭ.rt (Lanaken) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zweep smik: smek (Lanaken) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwellen zwellen: zwellen (Lanaken), zwēͅllə (Lanaken) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2