e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kaarten schudden ondersteken: ondersteeke (Lanaken), schoffelen: sch of sj?  de koarte goad schuffele (Lanaken), schuddelen: sjoddele (Lanaken) Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] III-3-2
de merrie dekken dekken: dękǝ (Lanaken), springen: spreŋǝ (Lanaken) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de stal uitmesten mesten: męstǝ (Lanaken) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was blauwen blauwselen: blai̯tsələ (Lanaken) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: bleike (Lanaken), bleikə (Lanaken), blēͅi̯kə (Lanaken) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was stijfselen stijven: steͅi̯və (Lanaken) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drī.vǝ (Lanaken) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: deig (Lanaken), deĭg (Lanaken), dijg (Lanaken), dījx (Lanaken) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
deeg kneden kneden: knē̜jǝ (Lanaken) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
definitieve band reep: ręjp (Lanaken) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12