25129 |
droogte |
droogte:
drugte (Q088p Lanaken)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
druppel:
druippel (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
druppel (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
drøͅppəl (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
doordruipelen:
dōrdrø̄ppələ (Q088p Lanaken),
doorregenen:
dôrrēgənə (Q088p Lanaken),
dôrrēgərə (Q088p Lanaken),
druipelen:
drāpələ (Q088p Lanaken),
druppelen:
drəpələ (Q088p Lanaken),
druppen:
druppe (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
lekken:
lekke (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
poort aan de straatkant:
pōrt ān dǝ strǭtkā.nt (Q088p Lanaken)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doeven haawen ... (Q088p Lanaken),
douf (Q088p Lanaken),
də do[u}f es taom, ən taom do[u}f (Q088p Lanaken),
Pl. [du:.ve]
dòuf (Q088p Lanaken)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
douf (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duiken:
ü of oe?
in t waoter duuken (Q088p Lanaken)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dufǝs (Q088p Lanaken),
duivenhok:
doevenhok (Q088p Lanaken),
duvǝ(n)hǫk (Q088p Lanaken),
dū.vəhòk (Q088p Lanaken),
dūvǝnhǫk (Q088p Lanaken),
duivenkot:
duvǝkǫt (Q088p Lanaken),
dū.vəkòt (Q088p Lanaken),
dūvǝkǫt (Q088p Lanaken),
hət dūvəkot (Q088p Lanaken),
duives:
duvəs (Q088p Lanaken),
ət dūvəs (Q088p Lanaken),
spijker:
spīkǝr (Q088p Lanaken)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
duvəm(tm)ləkər (Q088p Lanaken)
|
Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|