e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eierkoek eierkoek: eierkook (Lanaken), ijərkōk (Lanaken) eierkoek [ZND 34 (1940)] III-2-3
eik eik: eik (Lanaken), ei̯k (Lanaken), ijk (Lanaken), eikenboom: -  eikəbo:m (Lanaken), eikəboum (Lanaken), ijkəboum (Lanaken) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: e:kələ (Lanaken), ijkəl (Lanaken), -  eikələ (Lanaken, ... ), ijkələ (Lanaken) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
eindvoor in het midden open voor: ǭpǝ [voor] (Lanaken), voor: [voor] (Lanaken) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
ekster ester: ēster (Lanaken) ekster III-4-1
eksteroog eksteroog: ēͅksteroug (Lanaken), ēͅkstərauch (Lanaken), ēͅkstəroug (Lanaken, ... ), ēͅkstərōͅch (Lanaken), èìksterauch (Lanaken) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: elastek (Lanaken), elǝstek (Lanaken), ē̜lastek (Lanaken), ęlǝstek (Lanaken) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elektriciteit elektriek: eleͅtrik (Lanaken), eͅlləntrek (Lanaken) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: elektrikken tram (Lanaken), elletrikke tram (Lanaken), ēͅlentreken tram (Lanaken) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
elevator élévateur: ēlǝvátø̜̄.r (Lanaken) Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h] II-3