20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkook (Q088p Lanaken),
ijərkōk (Q088p Lanaken)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
24478 |
eik |
eik:
eik (Q088p Lanaken),
ei̯k (Q088p Lanaken),
ijk (Q088p Lanaken),
eikenboom:
-
eikəbo:m (Q088p Lanaken),
eikəboum (Q088p Lanaken),
ijkəboum (Q088p Lanaken)
|
eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
e:kələ (Q088p Lanaken),
ijkəl (Q088p Lanaken),
-
eikələ (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
ijkələ (Q088p Lanaken)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
open voor:
ǭpǝ [voor] (Q088p Lanaken),
voor:
[voor] (Q088p Lanaken)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
24142 |
ekster |
ester:
ēster (Q088p Lanaken)
|
ekster
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
ēͅksteroug (Q088p Lanaken),
ēͅkstərauch (Q088p Lanaken),
ēͅkstəroug (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
ēͅkstərōͅch (Q088p Lanaken),
èìksterauch (Q088p Lanaken)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elastek (Q088p Lanaken),
elǝstek (Q088p Lanaken),
ē̜lastek (Q088p Lanaken),
ęlǝstek (Q088p Lanaken)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
eleͅtrik (Q088p Lanaken),
eͅlləntrek (Q088p Lanaken)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elektrikken tram (Q088p Lanaken),
elletrikke tram (Q088p Lanaken),
ēͅlentreken tram (Q088p Lanaken)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
26334 |
elevator |
élévateur:
ēlǝvátø̜̄.r (Q088p Lanaken)
|
Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h]
II-3
|