e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
galmgaten galmgaten: galmgoate (Lanaken), galmlokken: galmlōkər (Lanaken) Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3
galopperen galopperen: galǫ`pērǝ (Lanaken), viervoetig (lopen): vērvø̄tǝx (Lanaken) De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f] I-9
gang gang: gāŋk (Lanaken), nere: nēͅrə (Lanaken), neͅi̯rə (Lanaken) gang [ZND 01 (1922)] III-2-1
gang naast de koeienstand doorgang: dōrgā.ŋk (Lanaken), doorloop: dōrlø̜i̯.p (Lanaken) In een bepaald type stal loopt er naast de koeienstand, tussen de schutting en de muur, een vrij smalle gang; soms, bij een ander type stal, zijn er naast de koeienstand twee gangen, een brede en een smalle. Vooral bij keuterboerderijen komt het voor dat er helemaal geen gang naast de koeienstand is. De gangen worden gebruikt voor het transport van voer en mest en om zich door de stal te kunnen verplaatsen. [N 5A, 41a en 41b; N 4, 75] I-6
gans gans: gái̯s (Lanaken) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12
gapende wonde lok: look (Lanaken), open wonde: open wonj (Lanaken), ōpe wŏn (Lanaken), ōpə won (Lanaken) een gapende wonde [ZND 35 (1941)] III-1-2
garen garen: gǭrǝ (Lanaken) Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.] II-7
garenkistje garendoos: gǭrǝdus (Lanaken) Kistje of doos voor het opbergen van het garen. Men kan het ook opbergen in een lade van de naaimachine. [N 59, 10] II-7
garenklosje, garenpijpje rolletje: rolkǝ (Lanaken) Doorboord klosje waarop het garen is gewonden of pijpje waarop het garen zit. [N 59, 9; N 62, 56a; N 62, 56b; Gi 1.IV, 23; MW; monogr.] II-7
garnaal garnaal: garnaal (Lanaken), fon.var. van "garnaal"niet opgenomen  garnaal (Lanaken) garnaal [ZND 05 (1924)], [ZND 35 (1941)] III-2-3