33645 |
akker |
akker:
akǝr (Q088p Lanaken),
lap grond:
lap xro.nt (Q088p Lanaken),
stuk:
støk (Q088p Lanaken),
stuk grond:
støk grōnt (Q088p Lanaken)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
24866 |
akkerdistel, distel |
distel:
distəl (Q088p Lanaken)
|
distel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
33655 |
akkergrens, grensvoor |
reen:
ręi̯.n (Q088p Lanaken),
reenvoor:
ręi̯.n[voor] (Q088p Lanaken),
veldgrens:
vɛ̄lt˲grɛns (Q088p Lanaken),
voor:
[voor] (Q088p Lanaken)
|
De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
32837 |
akkersleep, weidesleep |
rijzer:
rī.zǝr (Q088p Lanaken),
sleep:
slęi̯.p (Q088p Lanaken),
weislede:
węi̯slęi̯ (Q088p Lanaken)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerheiligen (Q088p Lanaken),
allerheͅlligə (Q088p Lanaken),
allərhēͅligə (Q088p Lanaken),
allərhēͅlləgə (Q088p Lanaken),
allərhēͅləgə (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
Allerheiligen. [ZND 19A (1936)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
puts:
[sic]
pø͂ͅts (Q088p Lanaken),
pəts (Q088p Lanaken)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
op den oater (Q088p Lanaken),
op dən altōͅr (Q088p Lanaken),
op het altaar (Q088p Lanaken)
|
Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andieve (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
andijvie:
andievie (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
andī.vi (Q088p Lanaken),
andīēvĭĕ (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
krolandijvie:
kròlandīēvĭĕ (Q088p Lanaken),
krulandijvie:
kròlandīēvĭĕ (Q088p Lanaken)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]Hoe noemt u: andijvie (chichorum Endivia - fam. compositae), (andievie, kruisandijvie, krolandijvie) [N 71 (1975)]
I-7, III-2-3
|
28580 |
angel |
angel:
a.ŋǝl (Q088p Lanaken),
aŋǝl (Q088p Lanaken)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (Q088p Lanaken)
|
angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)]
III-4-2
|