21459 |
houden van |
gaarne zien:
iemɛnd gère zièn (Q088p Lanaken),
imənd gēͅrə zīn (Q088p Lanaken),
houden van:
van imənd hâuwə (Q088p Lanaken),
liefhebben:
imənt lēf həbbə (Q088p Lanaken)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q088p Lanaken),
vork:
vø̜̄rǝk (Q088p Lanaken)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|
31466 |
houten hamer |
bombeerhamel:
bombējrhōmǝl (Q088p Lanaken
[(van palmhout)]
)
|
In het algemeen een houten hamer die wordt gebruikt bij het plooien of platslaan van plaatmateriaal. De kop van de hamer kan vlak zijn, maar er bestaan ook houten hamers met een bolvormige kop. Zie ook afb. 163. De bombeerhamer (Q 88) is volgens Van Houcke (pag. 306) een hamer met één of twee bolronde koppen. Vgl. ook het lemma "bolhamer". [N 33, 62; N 33, 83; N 64, 41a; N 66, 8a]
II-11
|
34375 |
houten raamwerk |
jok:
jōk (Q088p Lanaken)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
houtlijm:
hǫwtlīm (Q088p Lanaken)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
houtbok:
hǫu̯t˱bǫk (Q088p Lanaken),
ronnen:
rǫnǝn (Q088p Lanaken),
schemelblok:
sximǝlblǫk (Q088p Lanaken)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
28906 |
houtskoolstrijkijzer |
krikkenijzer:
krekǝnīzǝr (Q088p Lanaken)
|
Hol persijzer dat door houtskool verhit wordt. Het gebruik ervan valt te ontraden (Gerritse, pag. 32), omdat het inademen van de houtskolendamp ongezond is, het ijzer onregelmatig verhit wordt en het gevaar bestaat dat de klep openvalt, waardoor brandende houtskool op het werk kan vallen. De informant van Q 198 merkt op een houtskoolijzer te gebruiken dat al ruim een eeuw oud is. [N 59, 21a; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splē.ntǝr (Q088p Lanaken)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
worm:
wørm (Q088p Lanaken),
wøͅrm (Q088p Lanaken)
|
houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
18962 |
huichelaar |
duimendraaier:
duimendraaier
das ənən duməndreͅjər (Q088p Lanaken),
mouwenveger:
mouwəvēͅgər (Q088p Lanaken),
onderkruiper:
onderkruiper
ondər krupər (Q088p Lanaken),
schijnheilige:
chīnhēͅləgə (Q088p Lanaken),
dat es eine chienhellige (Q088p Lanaken),
dat eͅs ənə šīnheiligə (Q088p Lanaken)
|
huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|