24174 |
ijsvogel |
ijsvogeltje:
īsveugelke (Q088p Lanaken)
|
ijsvogel
III-4-1
|
18913 |
ijver |
aard:
dè hèt veul oart (Q088p Lanaken),
ijver:
dè hèt veul iever (Q088p Lanaken),
hər hēͅt vø͂ͅl īfər (Q088p Lanaken),
iefer (Q088p Lanaken)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel (Q088p Lanaken),
izəl (Q088p Lanaken),
īzəl (Q088p Lanaken)
|
ijzel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
het iezelt (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
hət īzəlt (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken),
īzələ (Q088p Lanaken, ...
Q088p Lanaken)
|
ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
26412 |
ijzeren banden |
ijzeren banden:
izǝrǝ bɛn (Q088p Lanaken)
|
IJzeren banden waarmee het uiteinde van de molenboom wordt versterkt teneinde klieven van het hout tegen te gaan. Zie ook afb. 74. [Jan 75; Coe 67; Grof 90]
II-3
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
deurtje van de ovenmuil:
dø̄rkǝ van dǝn hōvǝmǫu̯l (Q088p Lanaken),
plaat van de ovenmuil:
plǭt van dǝn hōvǝmǫu̯l (Q088p Lanaken)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q088p Lanaken)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
puthaak:
pɛthōͅk (Q088p Lanaken),
schakel:
šokəl (Q088p Lanaken)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
28967 |
in de lucht naaien |
met de draad de locht in:
męt dǝn drǭt dǝ lox īn (Q088p Lanaken)
|
Zonder de steun van de knieën naaien. Dit is slecht voor lendenen en rug. [N 59, 71b]
II-7
|
22515 |
in de rug slaan (met de vuist) [cf. wld iii, 1.2] |
aankletsen:
geen zelfstandig naamwoord
aankletsen (Q088p Lanaken)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|