34645 |
rijtuig met twee paarden |
dobbel gespan:
dǫbǝl gǝspan (P171p Landen)
|
Benaming voor alle rijtuigen die door twee paarden getrokken worden, in plaats van door een. [N 101, 3 + 4; L 28, 34]
I-13
|
20792 |
rins |
zuur en zoet:
zuur en zoet (P171p Landen)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riool:
riaulen (P171p Landen)
|
De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
20819 |
roeren |
roeren:
ruiren (P171p Landen),
rure (P171p Landen),
ry(3)̄re (P171p Landen)
|
In de soep roeren. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
34596 |
rongen |
rommen:
rumǝn (P171p Landen)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
20676 |
room |
zaan:
zōn (P171p Landen),
zōǝn (P171p Landen)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
mild
royauwel (P171p Landen),
rechtuit, voor de vuist
royaal (P171p Landen)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜̄n (P171p Landen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
34024 |
rund |
koe:
kā (P171p Landen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
dazənənrāuzəbāus (P171p Landen),
dies en rawe kerel (P171p Landen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|