34293 |
tuierpaal |
pag:
pax (P171p Landen),
pilot:
palǫt (P171p Landen),
plǫt (P171p Landen),
tuier:
tø̄r (P171p Landen)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
33788 |
uier |
uier:
ø̄ǝr (P171p Landen),
ø̜̄r (P171p Landen)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nuuə (P171p Landen),
uitnodigen:
oetneudige (P171p Landen)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
doodsbrief schikken:
doedsbrief schikken (P171p Landen),
lijkdienst aankondigen:
lijkdienst aankondige (P171p Landen)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
belachelijk maken:
iemand belachelek make (P171p Landen),
verwijten:
īmant fərwēitə (P171p Landen),
verwijten (P171p Landen),
voor de aap houden:
iemand vor den aap haan (P171p Landen),
voor de zot houden:
iemand ver den zot haan (P171p Landen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
21387 |
unster |
waag:
bijna onvindbaar
aa woog (P171p Landen)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
22465 |
vaandel |
vaandel:
aĕ vêëndel (P171p Landen),
vlag:
vlak (P171p Landen)
|
Vaandel. [Willems (1885)] || Vlag. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28963 |
vademen |
inkrijgen:
enkręjgǝ (P171p Landen)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
rāu̯vǝ (P171p Landen),
rāvǝn (P171p Landen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
21254 |
varen |
varen:
vāōrə (P171p Landen, ...
P171p Landen),
vouren (P171p Landen, ...
P171p Landen)
|
varen [ZND 08 (1925)], [ZND m]
III-3-1
|