e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hulphouwer tweede ouvrier: tweede ouvrier (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg]) Voordat men houwer wordt, is men in de Nederlandse mijnen eerst leerling-houwer, hulphouwer A en hulphouwer B geweest. Leerling-houwer is men gedurende zes maanden; hulphouwer A heeft een opleidingstijd van één jaar. Hulphouwer B wordt men als men 15 maanden als hulphouwer A in opleiding is geweest tot houwer (MBK I pag. 6). Al naar gelang de functie krijgt men 70%, 80%, 90% of 95% van het houwersloon. [N 95, 144; N 95, 143; monogr.] II-5
hulpstijl kophout: kophout (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) Stijl waarmee men de kap van een ondersteuning tijdelijk tegen het dak kan vastzetten. Dankzij de hulpstijl heeft de mijnwerker de handen vrij om de definitieve stijl te kunnen plaatsen. Omdat de hulpstijl van tijdelijke aard was, gebruikte men daar op de vier Oranje-Nassaumijnen, gezien de antwoorden van de invuller uit Q 113, ook onderdelen voor die in feite bij de beschoeiing van ondersteuningen toegepast werden. Het woordtype "pierewiet" (Q 15, Q 21) werd op de mijn Maurits aangewend voor een hulpstijl bestaande uit een onderstijl met een doorsnede van ongeveer 50 mm en een stevige punt en een bovenstijl met grove schroefdraad. Door middel van een as kon men de hulpstijl langer of korter maken. "Pierewiet" is volgens de zegsman uit Q 15 vermoedelijk vervormd uit pirouette, omdat deze stijl kon ronddraaien terwijl hij op dezelfde plaats bleef staan. Zie ook Wnt XII, 1 pag. 1571 s.v. "pierewiet". [N 95, 359; N 95, 760 add.] II-5
hulpventilator hulpventilateur: hølpvɛntilatø̄r (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) Ventilator waarmee de lucht wordt ververst op ondergrondse werkpunten die niet zijn voorzien van een doortrekkende luchtstroom. [N 95, 208; monogr.] II-5
huppelen huppelen: huppelen (Lanklaar) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] III-1-2
hurken (zich) bukken: bokə (Lanklaar), (zich) hukken: hoekë (Lanklaar), ūkə (Lanklaar), zich op zijn hukken zetten: zex oͅp sən ukə zetə (Lanklaar) hurken [ZND 01 (1922)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken: op zijn hurken (gaan) zitten [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
huur huur: ø&#x0304r (Lanklaar) huur [ZND m] III-2-1
huurhuis huurhuis: héurhoes (Lanklaar) huurhuis [ZND 01 (1922)] III-2-1
huurpenning huurpenning: héurpènning (Lanklaar), meepenning: ən mēpeniŋ (Lanklaar), Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  mieëpening (Lanklaar) huurpenning [ZND 01 (1922)] || huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] III-3-1
huwelijk trouw, de -: trouw (Lanklaar) huwelijk [ZND 01 (1922)] III-2-2
iemand genezen of gezond verklaren terug beginnen: terug beginnen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5