e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leven (zn) leven: leive (Lanklaar), leve (Lanklaar) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
levend vlees onder de huid leven, het -: lē:və (Lanklaar) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: le:vər (Lanklaar) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverpastei leverpat: lē̝ə.vərpa’tē (Lanklaar) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: lē̝ə.vərwō̝os (Lanklaar), leͅəvərwōəs (Lanklaar) beuling (leverworst) [ZND 01 (1922)] || leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
libel en waterjuffer poppensnijder: poppesnieder (Lanklaar) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2
liberaal liberaal: het is eine liberaal (Lanklaar) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam corpus (lat.): korpus (Lanklaar), lichaam: lichaam (Lanklaar), lijf: lief (Lanklaar), lī:f (Lanklaar) lichaam [N 10 (1961)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
lichaamskracht macht: max (Lanklaar, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: leiwaater (Lanklaar), lē.wātər (Lanklaar) leewater [ZND 01 (1922)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2