e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
medische keuring keuring: keuring (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) [N 95, 967] II-5
meegaan gaan met: mèt (t)ig gooën (Lanklaar), meegaan met: dan gooën vër met ug met (Lanklaar) Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)] || Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)] III-1-2
meegevende ondersteuning kader: kader (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]) Ondersteuning die optredende dakzakking kan volgen. Meegevende ondersteuningen worden in hoofdzaak in de winning en in mindere mate in de voorbereidingswerken toegepast. Het "Usspurwiesbouwwerk" (Q 121) is een type meegevende ondersteuning dat voornamelijk in galerijen wordt gebruikt. De Toussaint-Heintzmannondersteuning is een galerijondersteuning bestaande uit drie boogsegmenten van speciaal profiel, welke door middel van klemmen aan elkaar worden verbonden. Bij toenemende druk schuiven kap en stijlen langs elkaar. [N 95, 296; N 95, 297; monogr.] II-5
meel meel: mę̄l (Lanklaar) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meelschepje meelschup: mɛ̄lšø̜p (Lanklaar) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelzeef zeef: zēf (Lanklaar) Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] II-3
meer dan een spade diep spitten omzetten: omzętǝ (Lanklaar), twee schuppen diep (omdoen): twīǝ šø.pǝ dēp (Lanklaar) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven bijkomen: bejkōmǝ (Lanklaar), meer melk geven: mī mɛlǝk gē̜vǝ (Lanklaar) [N 3A, 68] I-11
meerderjarig mondig: znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;  munjig (Lanklaar, ... ) meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)] III-2-2
meerkoet foulque (fr.): cf Fr. foulque; Frings; half lang als lang omgespeld  fulek (Lanklaar) meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)] III-4-1