e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rond wittebrood ronde weg: (m.). mv.: {r#n w@g\\}.  roͅnə weͅk (Lanklaar) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] III-2-3
rondleiding bezoek: bezoek (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]) Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.] II-5
rondslenteren, ronddolen lummelen: lømələ (Lanklaar), ronddraaien: rondreͅjə (Lanklaar), rondlopen: ro:ntlaupə (Lanklaar), rondlaupen (Lanklaar) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || ronddolen [ZND 42 (1943)] III-1-2
rongblokken rongblokken: rǫŋbløk (Lanklaar), schamelblok: šǭmǝlblø̜k (Lanklaar), schameren: (enkelv)  šǫmǝr (Lanklaar), schemelblokken: šemǝlbløk (Lanklaar) Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13
rongen klamstekker: klęmstękǝr (Lanklaar), rongblok: røŋblǫk (Lanklaar), rongen: roŋǝ (Lanklaar), rongstekken: rǫŋstękǝ (Lanklaar), schamelrongen: šǭmǝlroŋǝn (Lanklaar), schamerstekken: šǭmǝrstɛkǝ (Lanklaar) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen huizen: hōzǝ (Lanklaar), klammen: klamǝ (Lanklaar) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard (een) bruine: brunǝ (Lanklaar) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodbonte koe van het donkerrode type donkerrode: dǫŋkǝrrūi̯ (Lanklaar), roodbonte: rūt˲bǫntǝ (Lanklaar) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type oranjerood (bijvgl. nmw.): oraŋǝrūt (Lanklaar) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje roodborstje: Frings; half lang als lang omgespeld  rūtbøͅrskə (Lanklaar) roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1