33111 |
geselblok |
ezel:
ēzǝl (L422p Lanklaar)
|
Doorgaans werd voor het grof dorsen een ladder of iets dergelijks gebruikt. Soms construeerde men speciaal voor het grof dorsen een apartstuk gereedschap. In dit lemma staan de enkele benamingen daarvan bijeen. Bij de opgaven haspel en schoofreek werd door de zegsman een tekening toegevoegd, die hier wordt overgenomen (afbeelding 9, a en b). Bij zijn tekening noteert de zegsman van L 330 nog: "Een haspel is een houten rol, van een boomstam gemaakt, die draaide rond een as waarvan de uiteinden in een opvouwbare houten schraag waren gestoken. In de rol waren spijkers zonder kop geslagen die 3 à 4 cm uitstaken. Als met een ''schob graan'' hierop geslagen werd, begon de rol te draaien en werden zowel graankorrels als kortstro verwijderd. Men hield dan een ''sjauf sjtreu'' over: lang en glad stro dat men gebruikte voor het maken van dakpanpoppen." [N 14, 15c; JG 1d]
I-4
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuig (L422p Lanklaar)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
de kegel luchten:
de keigel luchte (L422p Lanklaar),
wippen:
wippen (L422p Lanklaar)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛx (L422p Lanklaar)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vē̜rsǝ (L422p Lanklaar)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
33328 |
gesloten boerderijtype |
toe geleg:
tu [geleg] (L422p Lanklaar)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapø̜̄u̯n (L422p Lanklaar)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bē̜rx (L422p Lanklaar),
bęrx (L422p Lanklaar),
bɛ.rǝx (L422p Lanklaar),
bɛ̄rx (L422p Lanklaar)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (L422p Lanklaar),
gesp (L422p Lanklaar),
sluiting aan de achterkant
ga.sp (L422p Lanklaar),
kram:
sluiting aan de voorkant
kra.mp (L422p Lanklaar)
|
gesp [ZND 01 (1922)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend:
gǝspīǝnt (L422p Lanklaar)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|