28008 |
hulphouwer |
tweede ouvrier:
tweede ouvrier (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg])
|
Voordat men houwer wordt, is men in de Nederlandse mijnen eerst leerling-houwer, hulphouwer A en hulphouwer B geweest. Leerling-houwer is men gedurende zes maanden; hulphouwer A heeft een opleidingstijd van één jaar. Hulphouwer B wordt men als men 15 maanden als hulphouwer A in opleiding is geweest tot houwer (MBK I pag. 6). Al naar gelang de functie krijgt men 70%, 80%, 90% of 95% van het houwersloon. [N 95, 144; N 95, 143; monogr.]
II-5
|
27897 |
hulpstijl |
kophout:
kophout (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Stijl waarmee men de kap van een ondersteuning tijdelijk tegen het dak kan vastzetten. Dankzij de hulpstijl heeft de mijnwerker de handen vrij om de definitieve stijl te kunnen plaatsen. Omdat de hulpstijl van tijdelijke aard was, gebruikte men daar op de vier Oranje-Nassaumijnen, gezien de antwoorden van de invuller uit Q 113, ook onderdelen voor die in feite bij de beschoeiing van ondersteuningen toegepast werden. Het woordtype "pierewiet" (Q 15, Q 21) werd op de mijn Maurits aangewend voor een hulpstijl bestaande uit een onderstijl met een doorsnede van ongeveer 50 mm en een stevige punt en een bovenstijl met grove schroefdraad. Door middel van een as kon men de hulpstijl langer of korter maken. "Pierewiet" is volgens de zegsman uit Q 15 vermoedelijk vervormd uit pirouette, omdat deze stijl kon ronddraaien terwijl hij op dezelfde plaats bleef staan. Zie ook Wnt XII, 1 pag. 1571 s.v. "pierewiet". [N 95, 359; N 95, 760 add.]
II-5
|
28176 |
hulpventilator |
hulpventilateur:
hølpvɛntilatø̄r (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Ventilator waarmee de lucht wordt ververst op ondergrondse werkpunten die niet zijn voorzien van een doortrekkende luchtstroom. [N 95, 208; monogr.]
II-5
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppelen (L422p Lanklaar)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17959 |
hurken |
(zich) bukken:
bokə (L422p Lanklaar),
(zich) hukken:
hoekë (L422p Lanklaar),
ūkə (L422p Lanklaar),
zich op zijn hukken zetten:
zex oͅp sən ukə zetə (L422p Lanklaar)
|
hurken [ZND 01 (1922)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken: op zijn hurken (gaan) zitten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
19932 |
huur |
huur:
ø̄r (L422p Lanklaar)
|
huur [ZND m]
III-2-1
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
héurhoes (L422p Lanklaar)
|
huurhuis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
huurpenning:
héurpènning (L422p Lanklaar),
meepenning:
ən mēpeniŋ (L422p Lanklaar),
Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.
mieëpening (L422p Lanklaar)
|
huurpenning [ZND 01 (1922)] || huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
trouw (L422p Lanklaar)
|
huwelijk [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
27660 |
iemand genezen of gezond verklaren |
terug beginnen:
terug beginnen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970]
II-5
|