| 25154 |
ijspegel |
ijskegel:
ieskeigels (mv.) (L422p Lanklaar),
īskēgəl (mv.) (L422p Lanklaar),
ijspiel:
ispele
īspélə (mv.) (L422p Lanklaar)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)] || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 24174 |
ijsvogel |
ijsvogeltje:
Frings; half lang als lang omgespeld
īəsfø̄gəlke (L422p Lanklaar)
|
ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 18913 |
ijver |
ijver:
i eit vuil iever (L422p Lanklaar)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|
| 25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel (L422p Lanklaar),
īzəl (L422p Lanklaar),
izel (m.)
izəl (L422p Lanklaar)
|
ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 25157 |
ijzelen |
ijzelen:
het eit geiezeld (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
iesselë (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
izələ (L422p Lanklaar),
īzələn (L422p Lanklaar)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
| 33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeurtje:
[oven]dø̄rkǝ (L422p Lanklaar)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
| 32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L422p Lanklaar),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (L422p Lanklaar)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
| 33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
schakel:
šākəl (L422p Lanklaar)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
| 18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzertje:
īzərkə (L422p Lanklaar)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustra[a}tie (L422p Lanklaar)
|
illustratie [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|