22803 |
kermis |
kermis:
mergen is `t kèrmes (L422p Lanklaar)
|
Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
22817 |
kermismolen |
kermismolen:
puntje onder de e
ən kermismølə (L422p Lanklaar)
|
Een kermismolen. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
22463 |
kermistent |
kermistent:
ən kermistĕnt (L422p Lanklaar)
|
Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
kers}* (L422p Lanklaar)
|
kers [ZND 01 (1922)]
I-7
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
kēͅsəkōk (L422p Lanklaar)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kiəsəmis (L422p Lanklaar),
kīəsməs (L422p Lanklaar),
kèrsmis (L422p Lanklaar)
|
Kerstmis. [ZND 42 (1943)], [ZND m]
III-3-3
|
27690 |
ketelhuis |
ketelhuis:
kētǝlhuǝs (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Plaats waar de stoomketels van de mijn zich bevinden. Zij produceren stoom voor de aandrijving van generatoren en persluchtcompressoren. [N 95, 17; monogr.]
II-5
|
21225 |
ketser |
ketser:
meisje das veel rond loopt
ketser (L422p Lanklaar)
|
kent uw dialect een zelfstandig naamwoord ketser, kasjer, wat betekent het ? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19545 |
ketsgereedschap |
ketsgetuig:
kɛtš˃gətūx (L422p Lanklaar)
|
slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28286 |
kettingbaan |
ketting:
ketting (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Toestel, bestaande uit een ketting zonder eind met daaraan meenemers, dat tussen de rails is gemonteerd. De kettingbaan wordt gebruikt voor het over korte afstand verplaatsen van mijnwagens. Volgens een respondent uit Q 121 werd de kettingbaan op de Domaniale mijn voornamelijk toegepast voor het transport in kleine hellingen, meestal in de nabijheid van de schacht. [N 95, 689; N 95, 703; monogr.]
II-5
|