20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
klèʔnzôên (L422p Lanklaar)
|
kleinzoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klep (L422p Lanklaar)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
broek met een valdeur:
brook met ein valdeur (L422p Lanklaar),
klepbroek:
klepbrōk (L422p Lanklaar),
kleͅpbrōk (L422p Lanklaar)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || Klepbroek. Kent uw dialect een bijzondere naam voor de broek met afvallende klep, zoals nog door kleine jongens wordt gedragen ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
hamer:
haamer (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
klepel:
kleeëpel (L422p Lanklaar)
|
Klepel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
27670 |
klerenbundel |
punjel:
pønjǝl (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De bundel kleren van een mijnwerker die via een katrolsysteem tegen het plafond wordt opgehangen. [N 95, 58]
II-5
|
21353 |
kletsen |
bebbelen:
cf. WNT: sub overkwaken, met bebbelen overschreeuwen.
beͅbələ (L422p Lanklaar),
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
mulə (L422p Lanklaar),
parleren:
`geweldig druk met iemand spreken`
perleeren (L422p Lanklaar),
saaielen:
[of zuielen (saaielen), vgl. zeuteren (zudderen?), rk]
sajelen (L422p Lanklaar)
|
babbelen [ZND A1 (1940sq)] || parlesanten; geef de dialectvorm van dit woord op indien het bestaat; wat betekent het ? [ZND 40 (1942)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
klets vertellen:
hè verteilt klets (L422p Lanklaar)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsool:
kladjžuǝl (L422p Lanklaar),
klatsoor:
kladžūr (L422p Lanklaar)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
blats:
blats (L422p Lanklaar),
saaielaarster:
vgl. Stokkem Wb. (pag. 95): saajelaer, babbelaar.
saajëlêrstër (L422p Lanklaar)
|
klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|